law.nl - Landsverordening - Landsverordening wijze van geneeskundig onderzoek blijvende arbeidsongeschiktheid en arbeidsongeschiktheidspensioen militairen (2023)

VOORWOORD.

1. Definities:

  • A.Handicap is elke beperking van de anatomische integriteit of functionele capaciteit van een individu.

  • B.Gehandicapt zijn betekent lijden aan enige vorm van handicap.

2. Handicap wordt beoordeeld door het vermogen van een gehandicapte persoon om normale levensactiviteiten uit te voeren te vergelijken met het vermogen van een valide persoon. De beoordeling is gebaseerd op de algemene mate van verlies van arbeidsvermogen als gevolg van de arbeidsongeschiktheid, en niet op het resterende vermogen om een ​​bepaald beroep uit te oefenen. Arbeidsongeschiktheid wordt uitgedrukt als een percentage van 1 tot 100.

3. Het invaliditeitsattest is in de regel gebaseerd op de bevindingen van het onderzoek.

In gevallen waarin het onderzoek geen duidelijke afwijkingen aantoont, kan rekening worden gehouden met de voorgeschiedenis, het ziekteverloop en het verwachte ziekteverloop en kan het gemiddelde over een bepaalde periode worden geschat.1

4. De op de schaal vermelde percentages zijn minimumwaarden. Ze kunnen worden overschreven als er sprake is van bijzondere omstandigheden of complicaties die uw arbeidsvermogen beïnvloeden. Verwijs in dat geval naar een ander schaalnummer. In de regel krijgt de schaal waarin het minimum valt een marge, meestal op het laagste punt.

5. De genoemde percentages zijn alleen geldig indien behandeling, revalidatie, prothese etc. maximaal mogelijke verbetering bereikt.

HOOFDSTUK I. BOVENSTE LEDEN

A. AMPUTATIES

De arbeidsongeschiktheidspercentages zijn minimumwaarden en hebben alleen betrekking op:

  • A.medisch en chirurgisch goed verfijnd been met goede mobiliteit in het aangrenzende gewricht of gewrichten;

  • B.volledige revalidatie;

  • C.correct gebruik van de prothese.

    Bij complicaties zoals keloïden, neuromen, beperkte mobiliteit kunnen de aangegeven percentages worden overschreden, evenals in het geval dat de geamputeerde de prothese om medische redenen niet goed kan dragen of gebruiken.

1. Arm en schouder (rechts of links)

0101

Schouder disarticulatie

90

0102

Opperarmbeenamputatie, stomp kleiner dan 20 cm gemeten vanaf het acromion

80

0103

Amputatie van de humerus, stomp 20 cm of langer gemeten vanaf het acromion, disarticulatie van de onderarm bij de elleboog of amputatie net onder de elleboog met een stomp kleiner dan 11 cm gemeten vanaf de ellepijp

70

0104

Onderarmamputatie, stomp 11 cm of langer dan de elleboog

60

0105

Disarticulatie van het gewricht

60

2. Vingers (rechts of links)

0106

Verlies van alle vingers (inclusief duim)

60

0107

Verlies van 4 vingers, duim zit vast en beweegt

45

0108

Verlies van 4 vingers, inclusief de duim

55

0109

Verlies van 3 vingers, duim, wijs- en middelvinger

50

0110

Verlies van 3 vingers, middel, ring en kleine

25

0111

Verlies van 3 vingers, wijsvinger, middelvinger en ringvinger

30

0112

Verlies van 2 vingers, duim en wijsvinger

40

0113

Verlies van 2 wijs- en middelvinger

25

0114

Verlies van 2 vingers, middelste en kleine

20

0115

Verlies van 2 vingers, ringvinger en pink

20

0116

Verlies van duim en middenhandsbeentje

35

0117

Verlies van 2 vingerkootjes van de duim

30

0118

Verlies van 1 duimgewricht

15

0119

Verlies van duimpunt

5

0120

Verlies van wijsvinger

14

0121

Verlies van 2 kootjes van de wijsvinger

112

0122

Verlies van het topje van de wijsvinger

9

0123

Verlies van het topje van de wijsvinger

5

0124

Verlies van middelvinger

123

0125

Verlies van 2 vingerkootjes van de middelvinger

9

0126

Verlies van het eindsegment van de middelvinger

7

0127

Verlies van het topje van de middelvinger

4

0128

Verlies van ringvinger

7

0129

Verlies van 2 vingerkootjes van de ringvinger

6

0130

Verlies van de top van de ringvinger

5

0131

Verlies van de top van de ringvinger

2

0132

Verlies van pink

8

0133

Verlies van 2 vingerkootjes van de pink

6

0134

Verlies van het topje van de pink

5

0135

Verlies van het topje van de pink

2

3. Bilaterale amputaties

0136

2 handen verloren

100

0137

2 duimen verloren

70

0138

Verlies van 2 duimen met middenhandsbeentje

80

0139

Verlies van hand en voet

100

B. FUNCTIONELE STOORNISSEN

Opmerking: De opgegeven minimumpercentages hebben betrekking op zowel de rechter- als de linkerschouder.

Ankylose verwijst naar volledige onbeweeglijkheid van het gewricht of hoogstens een zeer klein bewegingsbereik van enkele graden.

Complicaties van hetzelfde ledemaat, zoals ziekten van andere gewrichten, contracturen, pijnlijke callus osteomyelitis, etc. kunnen volgens algemene regels leiden tot een hoger percentage, maar het percentage amputatie van het aangedane deel van het ledemaat mag niet worden overschreden . . Als de chirurgische ingreep de handicap corrigeert, moet het percentage worden bepaald afhankelijk van de toestand na deze ingreep.

1. Koper

0140

Terugkerende schouderdislocatie

20

0141

Terugkerende schouderdislocatie, vaak

30

0142

Lichte beperking van de schouderbeweging

10

0143

Bewegingsbeperking in de hand, abductie niet meer dan horizontaal

20

0144

Beperkt bewegingsbereik van de schouder, beperkt tot minder dan horizontale abductie

30

0145

Ankyloserende schouders, geïmmobiliseerd schouderblad

45

0146

Ankylose van de schouder, mobiel schouderblad

30

0147

"Losse verbinding" van de schouder met de snede van de kop van de humerus

50

2. Koper

0148

Slecht genezen fractuur van de humerus, met vervorming, atrofie en krachtverlies

10

0149

Slecht genezen fractuur van de humerus, met uitgesproken verkorting en meer uitgesproken misvorming, atrofie en krachtverlies

20

0150

Pseudoartrose in het middelste deel van de humerus

45

3. Elleboog (180° betekent volledig uitgestrekte onderarm)

0151

Actieve elleboogbeweging mogelijk van 110° tot 75°

15

0152

Actieve elleboogbeweging mogelijk van 75° tot 35°

25

0153

Actieve elleboogbeweging mogelijk van 110° tot 180°

30

0154

Volledige ankylose van het ellebooggewricht (arm in een semi-pronatie positie) in een gunstige positie (semi-flexie)

35

0155

Totale ankylose van het ellebooggewricht in een ongunstige stand (gebogen stand)

40

0156

Totale ankylose van het ellebooggewricht in een ongunstige positie (extensiepositie)

50

0157

Ankylose van het ellebooggewricht met behoud van supinatie en pronatie in een gunstige positie (halfflexie)

25

0158

Ankylose van het ellebooggewricht in een ongunstige stand (gebogen stand)

30

0159

Ankylose van het ellebooggewricht in een ongunstige stand (juiste stand)

40

0160

"Los gewricht" van de elleboog

50

4. Onderarm

0161

Slecht genezen spaakbeen- en ellepijpfractuur met kromming en verminderde grijpkracht

10

0162

Slecht genezen radius- en ellepijpfractuur met kromming en verminderde grijpkracht, arm gefixeerd in supinatiepositie

30

0163

Slecht genezen spaakbeen- en ellepijpfractuur met kromming en verminderde grijpkracht van de vingers, hand in buikligging

20

0164

Hetzelfde met de hand in een semi-buikligging (duim omhoog)

15

0165

Pseudarthrose van de straal op de ellepijp

45

0166

Een valse verbinding van de straal op een gunstig niveau

10

0167

Een valse verbinding van de straal op een ongunstig niveau

20

0168

Pseudovan de ellepijpgewricht

15

5. Pols en hand

0169

Ankylose van de pols (beweegbare vingers) in palmairflexie of met een misvormde hand in ulnaire of radiale abductie

45

0170

Ankylose van de pols (beweegbare vingers) in een andere ongunstige positie

35

0171

Stijfheid van het gewricht (vingers bewegen) in een gunstige positie (lichte dorsiflexie)

25

0172

Praktisch verlies van het gebruik van de hand (bijv. Verlamming van Volkmann)

60

0173

"Los gewricht" van het gewricht

35

6. Duim

0174

Ankylose van de gewrichten van alle vingers, inclusief de duim en metacarpofalangeale gewrichten

60

7. Schade aan de zenuwen van de bovenste ledematen

Het percentage invaliditeit verwijst naar totale verlamming. Ze moeten worden verminderd in geval van gedeeltelijke verlamming, herstel van mobiliteit en lichte resterende zintuiglijke stoornissen.

0175

Verlamming van de bovenste wortels van de kieuwplexus (Duchenne-Srb)

50

0176

Plexus brachialis letsel Lagere wortelverlamming (Klumpke)

55

0177

Van verlamming van N. subscapularis

15

0178

Axillaire zenuwbeschadiging

25

0179

Musculoskeletale zenuwverlamming

20

0180

Mediane zenuwbeschadiging

50

0181

Verlamming van de medianuszenuw, alleen handspieren

25

0182

Ulnaire zenuwbeschadiging

30

0183

Ulnaire zenuwverlamming, alleen handspieren

20

0184

Radiale zenuwbeschadiging

55

0185

Radiale zenuwverlamming, exclusief triceps

40

0186

Verlamming van de mediane en nervus ulnaris

55

HOOFDSTUK II. LAGERE LEDEMATEN

A. AMPUTATIES

De inleidende aantekening bij hoofdstuk I betreffende de bovenste ledematen is mutatis mutandis ook van toepassing op de onderste ledematen.

1. Kuk

0201

Disarticulatie van het heupgewricht met de mogelijkheid om een ​​prothese te plaatsen

90

0202

Disarticulatie van het heupgewricht zonder de mogelijkheid van een prothese

100

2. Dijbeen (stomp gemeten vanaf de trochanter major)

0203

Amputatiestomp korter dan 13 cm

80

0204

Amputatie van de stomp van 13 cm tot het midden van de dij

70

0205

Amputatie van de stomp van het midden van de dij tot aan de knie

60

0206

Disarticulatie in de knie

60

3. Onderbeen (stomp gemeten vanaf de kop van het scheenbeen)

0207

Amputatie van een zeer korte stomp van minder dan 10 cm

60

0208

Amputatie, perfecte stomp 10-15 cm

50

0209

Amputatie, stomp langer dan 15 cm

45

0210

Amputatie volgens Syme en Guyon

30

4. Beoordeel

0211

amputatie van de voet met een dragende stomp (volgens Pirogoff)

30

0212

Metatarsale amputatie (Chopart)

30

0213

Amputatie van het voorste deel van de voet (Lisfranc)

30

0214

Verlies van alle tenen

20

0215

Verlies van grote teen met middenvoetsbeentje

25

0216

Verlies van grote teen (vastgehouden middenvoetsbeentje)

12∗

0217

Verlies van 4 tenen, geen duim

9

0218

Verlies van 3 buitenste tenen

5

0219

Verlies van 2 buitenste tenen

3

0220

Verloren 5 vs

1

5. Bilaterale amputaties

0221

Verlies van twee dijen of een dij aan de ene en een voet aan de andere

100

0222

Verlies van twee voeten (amputatie van tibiatarsaal bot volgens Syme van Guyon)

90

0223

Verlies van twee voeten met een gewichtdragende stronk volgens Pirogoff

90

0224

Verlies van twee voorpoten, amputatie van middenvoetsbeentjes volgens Chopart

90

0225

Verlies van twee voorste ledematen, amputatie van tarsale middenvoetsbeentjes volgens Lisfranc

65

0226

Verlies van alle tenen (metatarsofalangeaal) van beide voeten Verlies van één voet en één hand (zie 0139)

35

B. FUNCTIONELE STOORNISSEN

De volgende arbeidsongeschiktheidspercentages kunnen worden toegepast op zowel het rechter- als het linkerbeen.

Ankylose betekent volledige immobilisatie van het gewricht of hoogstens een zeer beperkt bewegingsbereik van enkele graden.

Pseudoartrose die niet met een prothese kan worden gerepareerd, kan worden beoordeeld op basis van het anatomische verlies van het ledemaat of een deel ervan. Als er een goed passende prothese kan worden gemaakt, kan het resultaat gelijk zijn aan ankylose van het ondergewricht.

Complicaties van dezelfde ledemaat, zoals artrose, contracturen, pijnlijke eeltplekken, andere gewrichtsaandoeningen etc. kunnen leiden tot een hogere score op totaalbasis, maar het percentage amputatie van de betreffende ledemaat mag niet worden overschreden.

Als de chirurgische ingreep de handicap corrigeert, moet het percentage worden bepaald afhankelijk van de toestand na deze ingreep.

1. Kuk en slaapkamer

0227

Ankylose van het heupgewricht in een gunstige positie

50

0228

Ankylose van het heupgewricht in een ongunstige positie

65

0229

Beperking van heupflexie en -extensie, beweging mogelijk van volledige flexie tot 175°

10

0230

Mogelijke beweging van hyperextensie tot 160°

40

0231

Mogelijke beweging van hyperextensie tot 135°

25

0232

Mogelijke beweging van hyperextensie tot 100°

15

0233

"Los gewricht" van het heupgewricht

70

0234

Pond verondersteld van het dijbeen

65

0235

Slecht genezen femurfractuur met atrofie en misvorming (exclusief verkorting)

10

2e knie

0236

Beperking van kniebeweging, beweging mogelijk van 180°-60°

5

0237

Beperking van kniebeweging, beweging mogelijk van 180°-90°

10

0238

ankylose in goede staat

30

0239

Ankylose in een zeer slechte houding (van 135° tot volledige flexie)

60

0240

Kromming van de volumetrische stand, varusstand of recurvatum gena

10

0241

"Los gewricht" van de knie (inclusief verkorting)

60

0242

Duidelijk abnormale beweging van de knie

20

0243

Recidiverend chronisch urogenitaal oedeem (geen tuberculose in de natuur)

20

0244

Aan beide kanten hetzelfde

40

3. Onderbeen

0245

Een slecht genezen fractuur met een naar binnen of naar buiten verschuiven van de as van de voet

20

0246

Valse vijver buiten scheenbeen en kuitbeen

55

4. Kostka en stopa

0247

Aanzienlijke beperking van de beweging van de enkel of krachtverlies

15

0248

Enige beperking van enkelbeweging of krachtverlies

5

0249

Ankylose van het tibiotarsale gewricht in een ongunstige positie met uitgesproken verworven misvorming

30

0250

Ankylose van het tibiotarsale gewricht in een gunstige positie met uitgesproken verworven misvorming

20

0251

Gemarkeerde posttraumatische pes planus

10

0252

Uitgesproken posttraumatische calcaneus, valgus, varus of valgus

30

0253

Ankylose van de voorvoet

10

0254

Ankylose van de grote teen in een gunstige stand

3

0255

Ankylose van de grote teen in een ongunstige stand

10

5. Verkorting van de onderste ledematen

0256

Inkorting minder dan 4 cm

5

0257

Inkorten van 4 naar 7 cm

20

0258

Inkorten van 7 naar 10 cm

30

0259

Inkorting ruim 10 cm

50

6. Schade aan de zenuwen van de onderste ledematen

Het percentage invaliditeit verwijst naar totale verlamming. Ze moeten worden verminderd in geval van gedeeltelijke verlamming, herstel van mobiliteit en lichte resterende zintuiglijke stoornissen.

0260

Femorale zenuwbeschadiging

50

0261

Heupzenuw letsel

55

0262

Van N. paralyza tibialisa

25

0263

Peroneale zenuwbeschadiging

25

0264

Van verlamt N. obturatoriusa

10

HOOFDSTUK III. SCHEDEL EN GEZICHT

1. Hoofdhuid en haar

0301

Waardeer littekens, alopecia, enz. volgens de bestaande misvorming

2. Schedel

Aandacht:Craniale laesies zijn alleen van belang vanwege hun neurologische of postconcussieve gevolgen. Consolidatie kan 6 tot 12 maanden duren. Een gesloten schedeldefect kan meer blijvende en onaangename gevolgen hebben dan een open schedeldefect. In het geval van een botdefect zal de omvang van het defect vaak niet de enige factor zijn die de invaliditeit bepaalt. Tijdens het onderzoek moet altijd aandacht worden besteed aan objectieve tekenen op de plaats van verplaatsing en aan de zijkant van de hersenzenuwen, evenals aan daaropvolgende posttraumatische symptomen.

0302

Gesloten schedeltrauma of trauma aan de buitenste lamina van de schedel, beoordeeld aan de hand van symptomen na een hersenschudding en andere verschijnselen.

0303

Ongerepareerd botverlies, met licht kloppend gevoel bij inspanning of hoesten (behalve symptomen na een hersenschudding), minder dan 4 cm2

20

0304

Onherstelbaar botverlies, met duidelijke hartkloppingen bij inspanning of hoesten (exclusief symptomen na een hersenschudding), 4-12 cm2

30

0305

Ongerepareerd botverlies, met duidelijk kloppend gevoel bij inspanning of hoesten (met uitzondering van post-hersenschuddingsymptomen), groter dan 12 cm2

50

3. Gezicht - gezichtsverminking

0306

Hoewel er niet noodzakelijkerwijs sprake is van functionele stoornissen, is een vergoeding voor cosmetische afwijkingen hier op zijn plaats. Invaliditeit kan alleen worden beoordeeld nadat alle chirurgische en prothetische opties zijn uitgeput en zal variëren van 5 tot 100%, afhankelijk van de ernst van het letsel, rekening houdend met geslacht en leeftijd.

4. Boven- en onderkaak

0307

Uitgebreide verminking van het gezicht of de boven- en onderkaak met significante verslechtering van kauwen, slikken en spreken

100

0308

Gevolgen van meervoudige breuken van de onderkaak en/of onderkaak met moeilijkheden bij het kauwen en spreken en een zeer slecht gebit

50

0309

Slecht genezen bovenkaakfractuur met kauwproblemen links en rechts

50

0310

Slecht genezen bovenkaakfractuur met moeite met kauwen aan één kant

20

0311

Het verlies van ongeveer de helft van het gehemelte, met verbindingen naar de sinussen, kan niet worden hersteld met een prothese

60

0312

Hetzelfde, maar kan worden gefixeerd met een prothese

15

0313

Verlies van een deel van het zachte gehemelte of een deel van het harde gehemelte met spraakstoornissen

20

0314

Gedeeltelijk verlies of vals mandibulair gewricht met beweeglijkheid in het temporomandibulair gewricht die niet kan worden hersteld met een prothese

40

0315

Hetzelfde, maar kan worden gefixeerd met een prothese

10

0316

Beperking van mobiliteit in het temporomandibulair gewricht (door ankylose, slecht geconsolideerde fracturen, ontwrichtingen, enz.); zodat alleen vloeibaar voedsel kan worden geconsumeerd - de afstand tussen de boven- en ondertanden is niet groter dan 6 mm

60

0317

Evenzo mag de maximale afstand tussen de boven- en ondertanden maximaal 12 mm zijn

30

0318

Evenzo, zodat de maximale opening tussen de 12 en 24 mm ligt, met enige interferentie met kauwen en spreken

10

5. Tanden

De subcommissie is van mening dat het geen beoordeling van invaliditeit als gevolg van tandheelkundige aandoeningen moet bevatten en beveelt aan dat de relevante diensten (leger, marine, luchtmacht, overheidsdienst) hun personeel onder adequate tandheelkundige zorg en toezicht houden en de tandheelkundige dienst niet in de steek laten allemaal samen.

6. Tangen

0319

Volledige amputatie van de tong

80

0320

Uitgebreide amputatie van de tong met spraak-, slik- en kauwstoornissen

40

0321

Gedeeltelijke amputatie van het puntje van de tong, lichte functiebeperking

15

Verlamming van de tong: zie Hoofdstuk VI (Nr. 0633: Verlamming van N. hypoglossus)

HOOFDSTUK IV. WERVELKAP, BORST, BEKKEN

EEN. WERVELKAP

1. Cervicale wervelkolom

0401

Ankylose van de halswervels in de verkeerde positie

40

0402

Ankylose van halswervels in goede stand

30

0403

Aanzienlijke bewegingsbeperking in een ongemakkelijke en pijnlijke houding

30

0404

Bewegingsbeperking in een minder inspannende en minder pijnlijke houding

20

0405

Lichte bewegingsbeperking, soms pijnlijk, bijna normale stand

10

0406

Occipitale neuralgie

10

0407

Neuralgie ramienna Oervico

10

2. Thoracale wervelkolom

0408

Ankylose van de borstwervels met grote mediale of laterale misvorming (bochel)

40

0409

Ankylose van borstwervels in goede stand, licht afgeronde rug (onmogelijk te corrigeren)

20

0410

Beperkte mobiliteit, lokale gibus

10

0411

Gelokaliseerde intercostale neuralgie

5

0412

Meerdere wortels, waaronder intercostale neuralgie

20

3. Lumbale wervelkolom

0413

Ankylose van de lendenwervels in een ongunstige positie

40

0414

Ankylose van de lendenwervels in een gunstige positie

20

0415

Zware verkeersbeperking

20

0416

Matige bewegingsbeperking

10

0417

Lichte kromming met wat pijn

5

0418

Pijnlijke, ongeneeslijke scoliose

20

0419

Pijnlijke, bilaterale sacroileïtis

30

0420

Dezelfde eenzijdigheid

20

0421

Volledig stijve dorso-lumbale wervelkolom met disfunctie van ledematen

100

0422

Ik ga, er zijn geen functionele stoornissen van het gezamenlijke optreden. benen

70

0423

Reumatische wervelkolom (artrose, spondylitis) beoordeeld op basis van beperkte mobiliteit en pijn

NB Ziekte van Pott: zie hoofdstuk XVII.

B. KATROL

De hieronder vermelde invaliditeitspercentages hebben betrekking op individuele borstafwijkingen. Als de onderste borstorganen betrokken zijn, moeten gewoonlijk invaliditeitspunten worden toegevoegd volgens de relevante hoofdstukken.

1. De meeste

0424

Gevolgen van borstbeenfractuur met vervorming, pijn en verminderde kracht

10–20 (weergave, professioneel).

Voor afwijkingen aan de borstorganen zie hoofdstuk XIII, XIV en XVII.

0425

Ontwrichting of ontwrichting van het chondro-sternum

5-15 (display, andere).

2. Ribben

0426

Gevolgen van breuk van een of meer ribben afhankelijk van de omvang en ernst van symptomen en misvormingen

1–25

0427

Gevolgen van ribresectie, zonder impactie met inspanning

5–30 (display, andere).

0428

Gevolgen van ribresectie met uitpuilende inspanning

15-40 (uitzicht, professioneel).

0429

Thoracoplastiek, afhankelijk van het aantal aangetaste ribben, zonder de longen aan te tasten (zie hoofdstuk XIV en XVII)

20-50 (uitzicht, deskundige).

0430

Ribosteomyelitis, zonder fistel zoals bij ribresectie (0427 en 0428)

0431

Ribosteomyelitis, met fistels, moet worden gezien als een gevolg van empyeem (zie 1417)

0432

Chronische kraakbeenontsteking

10–30 (display, andere).

C. KOM

0433

Gevolgen van breuk met pijnlijke eeltvorming zonder het lopen en staan ​​te beïnvloeden - voornamelijk neuralgische pijn

5

0434

Hetzelfde geldt voor lopen of staan

20

0435

Niet-geconsolideerde symphysisfractuur van het schaambeen, abnormaal bewegingsbereik, pijn bij langdurig lopen

25

Zie relevante rubrieken voor complicaties van heup of urinewegen.

HOOFDSTUK V. OVERIGE BOT- EN GEWRICHTSAANDOENINGEN

Tenzij gespecificeerd in de paragraaf over ledemaatdisfunctie (Hoofdstuk I en II).

0501

Osteomyelitis of osteomyelitis (niet opgenomen in paragrafen over functionele beperkingen), niet gerelateerd, vereist langdurige immobilisatie

100

0502

Hetzelfde, niet gestabiliseerd, maar immobilisatie is niet vereist, met fistels en een verminderde algemene toestand

50

0503

Idem, kalm, in goede algemene toestand, met fistels

20

Deze percentages kunnen waar nodig worden opgeteld bij de percentages ledemaatdisfunctie. De som van deze percentages mag echter niet hoger zijn dan het percentage voor amputatie van het overeenkomstige deel van de ledemaat.

0504

Matig progressieve bottumor

100

0505

Goedaardige bottumor, die wordt geëvalueerd afhankelijk van bestaande functionele stoornissen

0506

Artritis en artrose, tarief volgens bewegingsbeperking, pijn, etc.

HOOFDSTUK VI. ZENUWSTELSEL

1. Hersenen en hersenvliezen

a. Traumatisch syndroom na hersenschudding (of de gevolgen van infectieuze meningitis)

0601

Subjectieve klachten, hoofdpijn, asthenie en milde vestibulaire symptomen

20

0602

Syndroom met aanhoudend uitgesproken oto-atriaal blok

30

0603

Ernstig syndroom met permanente oto-vestibulaire en oogafwijkingen

50

B. Epilepsie

De frequentie en intensiteit van aanvallen, hun impact op de algehele activiteit en behandelingsopties zijn belangrijk bij het beoordelen van invaliditeit. Psychische stoornissen geassocieerd met deze ziekte moeten worden overwogen.

0604

Milde gegeneraliseerde aanvallen of gelijkwaardig, gemiddeld één keer per maand, kleine persoonlijkheidsverandering

20

0605

Lokale (Jackson's) epilepsie zonder bewustzijnsverlies met dezelfde frequentie

5

0606

Algemene aanvallen gedurende de dag, 2 tot 4 keer per maand

40

0607

Lokale (Jackson's) epilepsie, zonder bewustzijnsverlies, met dezelfde frequentie

10

0608

Frequente aanvallen gedurende de dag, 6-8 keer per maand

70

0609

Gelokaliseerde (Jackson's) epilepsie, zonder bewustzijnsverlies, dezelfde of hogere frequentie

20

0610

Bijna dagelijkse gegeneraliseerde aanvallen

100

N.B. Alleen nachtelijke aanvallen en gedeeltelijk bewustzijnsverlies kunnen leiden tot een lagere score.

0611

Epileptische dementie

100

C. Vreemd lichaam

0612

Vreemd lichaam in de schedelholte zonder verdere symptomen

D. Hemiplegie

0613

Hemiplegie, volledig of gedeeltelijk, zonder afasie, niet in staat om te lopen

100

0614

Gedeeltelijke hemiplegie, geen afasie, kan lopen met hulp of een stok

60

0615

Milde hemiplegie, zonder afasie, kan zonder hulp lopen

20

0616

Motorische afasie, mogelijk schrijven

80

0617

Gemengde afasie, geen contact met de omgeving

100

menu. Paraplegie (van cerebrale of spinale oorsprong

0618

Volledige dwarslaesie, die constante rust in bed of zittend op een stoel vereist

100

0619

Incompleet, moeilijk lopen, maar mogelijk met hulpmiddelen, prothesen of krukken

80

0620

Incompleet, lopen met stok mogelijk

60

0621

Onvolledig, enigszins spastisch

30

Voor sfincterstoornissen e.d.: zie 0667 e.v.

2. Hersenzenuwen (zie ook zintuigen)

A. aantal triples (5)

0622

(Totale) verlamming met significante sensorische en trofische stoornissen

50

0623

Eenvoudige, pijnloze anesthesie in het gebied van de perifere tak zonder trofische stoornissen

5

0624

Gezichtsneuritis of neuralgie met af en toe pijnlijke tics (afhankelijk van de frequentie en ernst van de aanvallen)

30

0625

Aanhoudende gezichtsneuralgie (sympathiek)

30-70 (uitzicht, deskundige).

B. Aantal personen (7)

0626

Permanente parese aan één zijde, zonder oogheelkunde

5

0627

(Totale) blijvende verlamming van één zijde, complicaties

30

0628

Hetzelfde, dubbelzijdig

50

C. N. glosso-pharyngeus (IX)

0629

(Totale) bilaterale verlamming

30

0630

Parese aan één kant

5

D. N. vagus (X): vgl. hoofdstukken over relevante instanties

mij N. pribor (XI)

0631

Verlamming mm. trapezius en sternocleidomastoideus

20

0632

Eenzijdige verlamming van het zachte gehemelte en strottenhoofd (syndroom van Avellis)

10

FN hypoglossus (XII)

0633

Eenzijdige hemiatrofie verlamming van de tong

20

0634

Gecombineerde verlamming van de laatste vier hersenzenuwen (IX-XII)

30

3. Andere aandoeningen van het centrale zenuwstelsel

0635

De gevolgen van infectieuze of posttraumatische encefalitis, meningitis, hersenabces moeten worden beoordeeld, afhankelijk van de symptomen

0636

Hersentumor, beoordeeld op symptomen

0637

Verlamming agitans (parkinsonisme) moet worden beoordeeld op basis van de ernst van de symptomen

20–100 (display, expert).

0638

Verlamde Bulbar - minimaal percentage

30

0639

Bulbaire myasthenia gravis (inclusief myasthenia gravis)

70–100 (weergave, professioneel).

0640

Myasthenia gravis met redelijke remissies

40

0641

Zie hieronder de gevolgen van de chorea van Sydenham

0642

chorea van Huntington, zie hieronder

0643

Verworven athetose, zie tics (hieronder)

0644

Gegeneraliseerde tics, die elke activiteit verhinderen, vaak vergezeld van mentale en spraakstoornissen

100

0645

Uitgebreide tics die subtielere bewegingen voorkomen en het sociale leven bemoeilijken

50

0646

Plaatselijke tics met een zekere invloed op fijnere bewegingen (bv. schrijverskramp)

20

0647

Tics of spasmen zonder het vermogen om te werken aan te tasten

5

0648

Maandelijkse migraineaanvallen

20

0649

Minder migraineaanvallen

5

4. Ruggenmerg

0650

Commotio medulla (door trauma of elektrische schok): dient beoordeeld te worden volgens postcommotioneel syndroom (zie 0601-0603)

0651

Spinale quadriplegie (volledig)

100

0652

Verlamming van de onderste ledematen, geclassificeerd als hersenverlamming met eenvoudig optillen met sfincterdisfunctie en langdurige pijn

0653

Monoplegie van de schouder, bijna verlies van gebruik van de arm

90

0654

Hetzelfde, vangen is mogelijk, maar zonder kracht en onhandig

40

0655

Ik ga, milde monoplegie, licht krachtverlies, verzwakte reflexen

10

0656

Monoplegie van het onderbeen, praktisch verlies van het vermogen om het been te gebruiken (niet-spastische verlamming)

90

0657

Evenzo is lopen mogelijk met hulp of krukken

60

0658

Evenzo is lopen mogelijk zonder hulp, maar men wordt snel moe, de spieren verschrompelen

40

0659

Idem, lichte monoplegie, moeite met lopen zonder hulp, licht krachtverlies, lichte bleekheid

20

0660

Medullaire parese beoordeeld door aandoening van de bovenste ledematen, zie brachiale monoplegie (0653-0655)

0661

Sensorische stoornissen van spinale oorsprong, die moeten worden beoordeeld afhankelijk van de ernst en het bereik van de symptomen

0662

Brownd-Sqouard hematomyelia-syndroom

Om te combineren met de percentages die in deze sectie worden vermeld, hoeft u ze niet zomaar op te tellen als dat nodig is

0663

Cauda-equinasyndroom

Zie ook dwarslaesie voor evaluatie van afwijkingen aan de onderste ledematen en sfincterstoornissen

0664

Sfincteraandoening met volledige retentie van urine met een demeure tube

60

0665

Sfincteraandoening met intermitterende urineretentie waarvoor katheterisatie nodig is

20

0666

Chronische urine-incontinentie, waarvoor een draagbaar urinoir nodig is

50

0667

Periodieke urine-incontinentie

20

0668

Volledige ontlastingsincontinentie

80

0669

Onvolledige voor intermitterende fecale incontinentie

30

0670

Poliomyelitis, die moet worden beoordeeld op basis van de reststatus als gevolg van disfunctie van de ledematen, het middenrif, enz.

0671

Ernstige tabes dorsalis met oftalmologische complicaties, artropathieën, sfincteraandoeningen, enz.

100

0672

Ernstige tabes dorsalis met significante ataxie of arthrophyrie

70

0673

Tabes dorsalis met frequente pijn en milde ataxie

40

0674

Multiple sclerose, ernstige vorm met bewegingsstoornissen, niet kunnen lopen, constant in bed of stoel liggen, vaak visuele stoornissen

100

0675

Idem, progressieve vorm, lopen en staan ​​mogelijk, maar met moeite

80

0676

Dezelfde, licht progressieve vorm of remissie, mogelijk lopen met een stok

60

0677

Dezelfde, milde vorm met weinig symptomen

50

0678

Amyotrofische laterale sclerose, zoals multiple sclerose, maar iets hogere graden; verergering van slikstoornissen

0679

Multiple sclerose, ernstige sclerose: zoals multiple sclerose

0680

Syringomyelie, ernstige vorm met atrofie, ernstige misvormingen of bulbaire afwijkingen

100

0681

Dezelfde, progressieve vorm met trofische of motorische stoornissen

50

0682

Idem, een milde, licht progressieve vorm met beperkte sensorische stoornissen

20

0683

Beperkte atrofie van het ruggenmerg, beoordeeld door ledemaatdisfunctie

0684

Perifere zenuwen, zie hoofdstuk I, II, IX, etc.

5. Neurotydie en zenuwen

Neurotides van motorische zenuwen gaan gepaard met functionele stoornissen, deels als gevolg van zenuwverlamming. Deze verschijnselen moeten worden beoordeeld in vergelijking met verlamming van de aangedane zenuw. Sensorische neurotiden kunnen worden beoordeeld op trigeminusneuralgie (0622, 0625). Neurotides en neuralgie van een gemengde zenuw hebben een gemengde symptomatologie, die aandacht vereist voor zowel de oorzaak als de aanwezigheid van objectieve symptomen.

0685

Chronische unilaterale heupneuralgie, enige moeite met lopen en gebrek aan reflexstoornis

10

0686

Idem of neuritis met uitgesproken objectieve symptomen, moeite met lopen

40

0687

Hetzelfde, d.w.z. neuritis, ernstige vorm, zeer pijnlijke gang, duidelijke spieratrofie en causalgie.

80

0688

Bilaterale extensor polyneuritis podlaktice

40-80 (uitzicht, expert).

0689

Bilaterale polyneuritis van de kleine spieren van de hand- en vingerbuigers

50-80 (weergave, professioneel).

0690

Bilaterale extensorpolyneuritis van de voet en pseudotabetische polyneuritis

30-50 (uitzicht, deskundige).

0691

Bilaterale polyneuritis van de quadriceps femoris

40-50 (uitzicht, expert).

0692

Uitgesproken multipele dwarslaesie

60-80 (uitzicht, expert).

0693

Ernstige quadriplegie

100

HOOFDSTUK VII. PSYCHISCHE AANDOENING

1. Psychose

0701

Chronische, totaal antisociale psychose

100

0702

Remissie na of tijdens psychose met grote stoornissen in de antisociale persoonlijkheidsstructuur, hallucinaties, delirium, maar niet noodzakelijkerwijs in een verpleeghuis

100

0703

Milde psychose (hallucinaties, delirium of slopende psychose) of intermitterende psychose tijdens lange remissies, beperkte sociale interactie en enkele nuttige activiteiten

50

0704

Milde verandering in persoonlijkheidsstructuur en karakter na acute psychose of tussen acute intermitterende aanvallen

10-40 (weergave, professioneel).

Verschillende vormen van schizofrenie, manie, dementie (toxisch, infectieus, circulatoir) moeten adequaat worden geëvalueerd. Tot deze groep behoort ook een delirium van uitputting.

2. Aangeboren intelligentiestoornissen

0705

Als de beoordeling van aangeboren intelligentiestoornissen (debilitas mentis, imbecillitas, idiotie) gewenst is, moeten de volgende punten worden gevolgd (dementie).

3. Dementie (of progressieve en verworven dementie)

0706

Compleet (met of zonder enuresis), meestal met ziekenhuiszorg

100

0707

Verminderd geheugen, gehechtheid en activiteit met kortere of langere periodes van verbetering maar geen activiteit toestaan

100

0708

Aantasting van geheugen, emotioneel leven en activiteit, maar staat beperkte sociale interactie en productieve activiteit toe

40

0709

Geringe verstoring van het leven en emotionele activiteit, geen daadwerkelijke dementie

20

0710

Meningoencephalitis luetica (ziekte van Bayle), gegeneraliseerde verlamming met ziekenhuisopname of uitsluiting van enige activiteit

100

0711

Meningoencephalitis luetica (ziekte van Bayle), maar in remissie, waardoor beperkte sociale interactie en productieve activiteit mogelijk is

40

4. Psychoneurose, neurose

0712

Deze groep omvat angstreacties, obsessies, fobieën, neurasthenie, hysterie en gemengde vormen, waarvan de terminologie van land tot land verschilt. De ontwikkeling van een schaal die kan worden gebruikt om handicap te definiëren, was niet mogelijk en ook niet aanbevolen. Elk geval, met zijn individuele factoren, kan als een afzonderlijk probleem worden behandeld en moet dienovereenkomstig worden beoordeeld.

HOOFDSTUK VIII. SYMPATHESCH ZENUWSTELSEL EN ENDOCRINOLOGIE

A. SYMPATHETISCH ZENUWSTELSEL

1. Gevoeligheidsstoornissen

0801

Beoordeel causalgie van ledematen op ernst en reeks symptomen

0802

Trigeminusneuralgie - zie 0624 en 0625

0803

Neuralgieën in de nek en schouders - zie hoofdstuk VI - 5. Neuralgieën en neuralgieën

2. Bewegingsstoornissen

0804

Reflexieve fysiopathische stoornissen

afhankelijk van de ernst en omvang van de symptomen

0805

Cervicale sympathische parese of irritatie

3. Viscerale aandoeningen

0806

Het wordt beoordeeld op blijvende functionele beperkingen.

4. Algemene sympathieën

0807

Hypervagotonie

5–30 (display, andere).

0808

Hypersympathotomie

5–20

B. ENDOCRINOLOGIE

1. ch. Schildklier

0809

Toxische struma (hyperthyreoïdie) met gedeeltelijk of onvolledig Basedow-syndroom (gewrichtsverlies, tachycardie, hypersympathie) of onvolledig bevredigend resultaat na een operatie

10–30 (display, andere).

0810

Ik ga, uitgesproken syndroom van Basedow, basaal metabolisme rond de 30 of gemiddeld resultaat na een operatie

30-50 (uitzicht, deskundige).

0811

Evenzo het syndroom van Basedow met ernstige viscerale stoornissen, uitgebreid gewrichtsverlies, mentale stoornissen of een slecht resultaat na een operatie

50-100 (weergave, expert).

0812

Atoxische struma zonder symptomen of cosmetische gebreken

0813

Atoxische struma met symptomen van compressie of cosmetische stoornissen

5–30 (display, andere).

0814

Myxoedeem (hypothyreoïdie) - een onvolledig, op de behandeling reagerend syndroom

5–10

0815

Idem, mentale remming, koud voelen, basaal metabolisme -10 tot -20

10–30 (display, andere).

0816

Zoals hierboven, ernstige vorm, eetstoornis, basaal metabolisme rond -30

30-80 (uitzicht, deskundige).

0817

Streptokokkencachexie reageert niet op behandeling

80-100 (weergave, deskundige).

2. gl. Parathyreoïdea

0818

Hypoparathyreoïdie met tetanische aanvallen, afhankelijk van de algemene toestand

30-50 (uitzicht, deskundige).

0819

Hyperparathyreoïdie, die moet worden beoordeeld aan de hand van bot- en gewrichtsafwijkingen

3. Hypofyse

0820

Acromegalie met vervorming van de ledematen, maar zonder visuele beperking en zonder functionele beperking

10–20 (weergave, professioneel).

0821

Acromegalie met visuele beperkingen, beoordeeld op visuele beperkingen (zie hoofdstuk X), daarna verhoogd met

Ik bid. 20

0822

Een gigantische toename, afhankelijk van de mate van secundaire verstoringen

5–30 (display, andere).

0823

Dwerggroei in grote mate

10-50 (weergave, professioneel).

0824

Cushingov sindrom, virilizam, pilosus

20-50 (uitzicht, deskundige).

0825

Adiposeksuele dystrofie

10-50 (weergave, professioneel).

0826

Duidelijk ontwikkeld Simmonds-syndroom

40–100 (weergave, deskundige).

4. Epifyse

0827

macrogenitosomie

10

5e ch. bijnieren

0828

M Addison

20–100 (display, expert).

0829

Hyperepinefrine

10-50 (weergave, professioneel).

6. Testen in de eierstokken

Zie hoofdstuk XVI (Genourinair systeem)

7. Suikerziekte

0830

Goed gereguleerd door voeding, er is geen insuline nodig

5–20

0831

Dagelijkse doses insuline nodig om het evenwicht te bewaren

20-50 (uitzicht, deskundige).

0832

Ik ontmoette acidose

50-80 (weergave, professioneel).

0833

Met coma-aanvallen, neuritis en visusstoornissen

100

8. Aandoeningen van waterstofuitwisseling

0834

Diabetische insipidus

20-50 (uitzicht, deskundige).

0835

Deficiëntie-oedeem (bijv. hongeroedeem) Beoordeel als bij polyneuritis en afhankelijk van functiebeperking en algemene toestand

HOOFDSTUK IX. KNO-heelkunde

A. DOOF

0901

Volledig gehoorverlies in één oor terwijl het andere oor normaal hoort

20

0902

Volledig gehoorverlies in beide oren

90

0903

Verslechtering van de gehoorscherpte in beide oren - zie tabel

B. NOS

0904

Anosmie parosmie

5–10

0905

Luidruchtig

10–20 (weergave, professioneel).

0906

Vernietiging van het benige deel van de neus

30

0907

Volledig verlies van de neus (inclusief misvorming en stenose)

60

0908

Volledige eenzijdige afsluiting van de neusholte (zonder misvormingen)

5

0909

Bilaterale sluiting van de neusholte (zonder vervorming)

10–20 (weergave, professioneel).

C. SINUSITUS – als het chronisch en etterig is

0910

Eenzijdige maxillaire sinusitis

5

0911

Bilaterale maxillaire sinusitis

10

0912

Maxillaire sinusitis met fistel in de mond of het gezicht, of met osteitis of een vreemd lichaam

10–30 (display, andere).

0913

Sinusitis frontalis lub ethmoidalis jednostronne

20

0914

Frontale of ethmoidale sinusitis

30

0915

Sinus infectie

40

D. BID

0916

Volledig verlies van de oorschelp zonder eenzijdig herstel (plastisch of prothetisch).

20

0917

Hetzelfde, dubbelzijdig

40

0918

Uitwendige gehoorgangatresie beoordeeld afhankelijk van slechthorendheid (zie tabel)

0919

Chronische purulente middenoorontsteking, eenzijdig, te beoordelen volgens de plustabel

5–10

0920

Zelfde, dubbelzijdig, plus

10–20 (weergave, professioneel).

0921

Storende tinnitus bij doofheid, schatting volgens tabel, verhoogd met

5-15 (display, andere).

E. BALANS ORGANEN

0922

Labyrintische duizeligheid, intermitterend, zeldzaam, enigszins objectief bij vestibulaire tests

10

0923

Labyrint duizeligheid, intermitterende vorm, ernstig, leidt tot instorting

30

0924

Uitgesproken en aanhoudende duizeligheid, vaak met cochleaire aandoeningen

60-100 (weergave, expert).

F. NEUS-KEEL

0925

Vernauwing van het litteken afhankelijk van de mate van slikken en voedselopnamestoornissen

10–30 (display, andere).

0926

Verlies van smaak

10

De heer Grkljan

0927

Larynxstenose, afhankelijk van de frequentie en ernst van kortademigheid

10–100 (display, professioneel).

0928

Permanente tracheostomie laryngostomie

80

0929

Organische afonie, geen kortademigheid

40

0930

Ik ga kortademig worden

50-100 (weergave, expert).

0931

Handicaptabel voor bilaterale doofheid4

Het gesprek was begrijpelijk

Groep

9m

1

3 m

15

2

120 cm

30

3

60 cm

50

4

30 cm

60

5

10 cm

70

6

naar de schil

75

7

Ik kan niet horen

90

8

N.B. Binaurale doofheid wordt getest op basis van gespreksspraak. Beide oren worden tegelijkertijd onderzocht, met de patiënt naar de onderzoeker gericht, met uitzondering van groep 7 en 8.

HOOFDSTUK X. Oogheelkunde

1. Blindheid

Een blind oog is een oog dat geen licht waarneemt. Een oog dat, na optimale correctie, een gezichtsscherpte heeft van minder dan 1/20 (0,05 of 3/60) wordt als blind beschouwd. Als deze aandoening in beide ogen aanwezig is, wordt het onderwerp als blind beschouwd.

1001

Blindheid of verlies van beide ogen

100

1002

Blind oog zonder misvorming

30

1003

Atrofie of verlies van de oogbol, mogelijke prothese, die wordt beoordeeld op basis van visuele beperking (zie tabel), plus

5

1004

Atrofie of verlies van de oogbol, prothese niet gedragen, inclusief vervorming van de adnexa, die wordt beoordeeld op basis van visuele beperking (zie tabel), plus

10

2. Verminderd centraal zicht van beide ogen

1005

Dit dient te worden beoordeeld na het toepassen van optimale verrekijkercorrectie. Zie de tabel aan het eind van dit hoofdstuk.

3. Verlies van perifeer zicht (beperkt gezichtsveld)

Concentrische beperking van het gezichtsveld (door objectieve veranderingen). De volgende percentages kunnen worden toegevoegd aan de percentages die kunnen worden toegeschreven aan een verslechtering van het centrale gezichtsvermogen.

1006

Beperking van het gezichtsveld tot 30° tot 10° per oog

5

1007

Hetzelfde voor beide ogen

20

1008

Beperking van het gezichtsveld tot minder dan 10° per oog

10

1009

Hetzelfde voor beide ogen

80

1010

Een vermindering van het gezichtsveld in beide ogen tot minder dan 10°, gecombineerd met een vermindering van het gecorrigeerde centrale zicht tot 2/10 of minder in het betere oog

100

Beperking van het gezichtsveld bij monoculair zicht

1011

Volledig verlies van het nasale deel van het gezichtsveld

40

1012

Volledig verlies van het onderste deel van het gezichtsveld

60

1013

Volledig verlies van het tijdelijke deel van het gezichtsveld

50

1014

Volledig verlies van het bovenste deel van het gezichtsveld

20

Hemianopsie (behoud van centraal zicht)

1015

Verticale gelijknamige hemianopsie, linkszijdig

30

1016

Idem, rechterkant

40

1017

Verticale binasale hemianopsie

20

1018

Verticale bitemporale hemianopsie

55

1019

Horizontale superieure hemianopsie

20

1020

Horizontale onderste hemianopsie

65

Kwadrant anopsie

1021

Anopsie in de bovenste kwadranten met dezelfde naam

10

1022

Anopsie in gelijknamige onderste kwadranten, links

20

1023

Idem, rechterkant

35

4. Dubbel zien

1024

Dubbelzien in de basispositie

20

5. Lensafwijkingen

1025

Cataract van een of beide ogen, onbruikbaar, graden die overeenkomen met het gezichtsvermogen

1026

Afakie van één oog voor postoperatieve beoordeling op basis van gecorrigeerd plus zicht

10

Als het andere oog (eventueel gecorrigeerd) normaal ziet, mag het totale percentage niet hoger zijn dan een percentage van 1002.

1027

Beoordeel afakie in beide ogen volgens verbeterd gezichtsvermogen; wanneer stereoscopische dieptewaarneming verloren gaat plus

20

6. Verschillen in accommodatie

1028

Interne oftalmoplegie van beide ogen

20

1029

Interne oftalmoplegie van één oog

10

7. Adnexaandoeningen

1030

Verlaagde bovenoogleden, bedekte pupillen met correcte hoofdstand (geen misvorming) van beide ogen

20

1031

Idem, oké

5

1032

Chronische conjunctivitis van één of beide ogen

5–20

1033

Ectropion van beide ogen

5–20

1034

Ectropija oog

5–10

1035

Entropie van beide ogen

5–20

1036

Entropie oké

5–10

1037

Epiphora als ziekte op zich

1–10

1-6/9

6/12

6/18

6/24

6/36

6/60

3/60

3/60

1-7/10

6/10

5/10

4/10

3/10

2/10

1/10

1/20

1/20

1-6/9

1-7/10

5

7

9

10

12

14

16

20

25

30

6/10

8

9

11

X

14

X

18

X

26

33

37

6/12

5/10

5

9

11

15

17

18

20

23

25

30

38

41

4/10

7

11

15

17

X

22

X

27

X

36

42

46

6/18

9

X

17

X

24

X

28

X

34

40

45

50

3/10

10

14

18

22

X

28

X

31

X

43

49

54

6/24

12

X

20

X

28

X

33

X

40

48

55

60

2/10

14

18

23

27

X

31

X

42

X

53

62

69

6/36

16

X

25

X

34

X

40

X

48

57

69

77

6/60

1/10

20

26

30

36

40

43

48

53

57

68

80

90

3/60

1/20

25

33

38

42

45

49

55

62

69

80

91

95

<3/60

<1/20

30

37

41

46

50

54

60

69

77

90

95

100

Rekening:

1. Deze tabel moet worden gelezen en gebruikt als een tafel van vermenigvuldiging.

2. Fracties naar links en daarboven duiden op zicht in beide ogen.

3. De getallen in de tabel geven het arbeidsongeschiktheidspercentage aan.

4. Tel bij enucleatie 5% op bij het gezichtsscherptepercentage.

5. Voor vervorming kan een extra percentage worden opgegeven.

HOOFDSTUK XI. ZIEKTEN VAN HET BLOED EN DE BLOEDVORMENDE ORGANEN

1. Anemische syndromen

1101

Hypochrome bloedarmoede - tarief afhankelijk van het effect op de algemene toestand

5–20

1102

Pernicieuze anemie (Biermer)

10–100 (display, professioneel).

1103

aplastische anemie

10–100 (display, professioneel).

1104

Essentiële polyglobulie (Vaquez)

10-40 (weergave, professioneel).

1105

Toxische, inflexibele of idiopathische hemoglobinurie

30-60 (uitzicht, professioneel).

1106

Aangeboren of verworven hemolytische geelzucht

10-60 (uitzicht, deskundige).

1107

Purpura hemorragie

10–100 (display, professioneel).

1108

hemofilie

10-50 (weergave, professioneel).

2. Leukemisch, pseudoleukemisch en agranulocytair syndroom

1109

lymfatische leukemie

50-100 (weergave, expert).

1110

Myeloïde leukemie

30–100 (weergave, professioneel).

1111

Agranulocytose

100

1112

Hodgkin

30–100 (weergave, professioneel).

1113

Reticuloceen

30–100 (weergave, professioneel).

1114

Basale splenomegalie

20-50 (uitzicht, deskundige).

1115

splenectomie

10–30 (display, andere).

HOOFDSTUK XII. HUIDZIEKTES

1201

Dermoepidermatitis, folliculitis, epidermomicose, etc. (afhankelijk van plaats en omvang)

5–30 (display, andere).

1202

Chronische radiodermatitis of radium dermatitis (afhankelijk van de omvang en het risico van maligne degeneratie)

10-70 (weergave, professioneel).

1203

Chronische zweren, ischemische littekens (afhankelijk van locatie en omvang)

10-60 (uitzicht, deskundige).

1204

Chronisch eczeem (afhankelijk van locatie en extensie)

5–30 (display, andere).

1205

Zeer ernstig chronisch eczeem

30-70 (uitzicht, deskundige).

Goedaardige tumoren van de huid

1206

Hemangiomen, moedervlekken, lymfangiomen, lipomen, enz. Evalueer afhankelijk van de misvorming

Kwaadaardige huidneoplasmata

1207

Beoordeel na chirurgische of andere behandeling op basis van resterende lokale symptomen

1208

Het is ongeneeslijk of behandelbaar, afhankelijk van de locatie, omvang en ernst

50-100 (weergave, expert).

1209

Littekens, niet zichtbaar bij andere defecten met of zonder weefselverlies

5–30 (display, andere).

1210

Keloïden die zich ontwikkelen in littekens - toegevoegd

1–10

HOOFDSTUK XIII. HART EN DE BLOEDSOMLOOP

1. Aanwezig

1301

Organische hartziekte in een vroeg stadium met af en toe milde symptomen, lichte vermindering van inspanningstolerantie, goed onder controle

10–30 (display, andere).

1302

Organische hartziekte, milde symptomen altijd aanwezig, matige inspanningstolerantie, geen tekenen van decompensatie

30-50 (uitzicht, deskundige).

1303

Organische hartziekte met tekenen van vroege decompensatie, die goed reageert op behandeling

60-80 (uitzicht, expert).

1304

Organische hartziekte met progressieve decompensatie afhankelijk van de graad

80-100 (weergave, deskundige).

1305

Actieve, besmettelijke organische ziekten van het hart (endocarditis, myocarditis, pericarditis, enz.)

70–100 (weergave, professioneel).

1306

Idiopathische paroxismale tachycardie

10–30 (display, andere).

1307

Pathologische bradycardie van organische oorsprong

10-50 (weergave, professioneel).

1308

Extrasystole, lipothymie, cardiovasculaire instabiliteit, precordiaal ongemak, enz., als er geen organische oorzaak is

1309

Echte angina pectoris en/of coronaire trombose en/of hartinfarct

50-100 (weergave, expert).

1310

Corpus alienum in het hart, dat moet worden beoordeeld op basis van het effect op de functie en moet worden verhoogd

10

2. Bloedvaten

1311

Algemene atherosclerose, ongecompliceerd, afhankelijk van stresstests

10–30 (display, andere).

1312

– volledige verwijding van het hart

30-50 (uitzicht, deskundige).

1313

– met ernstige symptomen van angina pectoris

60-100 (weergave, expert).

1314

– met nierfalen

30–100 (weergave, professioneel).

1315

– met significant veneus oedeem, zonder of met ascites of anasarca

60-100 (weergave, expert).

1316

- met boezemfibrilleren

70–100 (weergave, professioneel).

Hypertensie (inclusief cardiale symptomen)

N.B. Bij de beoordeling van ongepaste hypertensie moet alleen rekening worden gehouden met de diastolische bloeddruk, omdat dit de belangrijkste prognostische factor is bij essentiële hypertensie.

1317

– bij milde symptomen (diastolische druk tussen 105 en 110 mm)

20–30 (uitzicht, professioneel).

1318

– met licht hartfalen, lichte enkelzwelling, enz.

30-50 (uitzicht, deskundige).

1319

- ernstige vorm, met cardiale, renale of retinale complicaties

70–100 (weergave, professioneel).

1320

GEMEEN

100

1321

Aorta-aneurysma moet worden beoordeeld op basis van atherosclerose

1322

Arteriële aneurysma's - zie hoofdstuk I en II

1323

Arterioveneuze aneurysmata - zie hoofdstuk I, II en XIII

1324

Arteriële occlusie (mogelijk door ligatie), onvoldoende vervangende circulatie, met of zonder atrofie van het aangedane ledemaat

10-50 (weergave, professioneel).

1325

Afsluiting van een gangreneuze slagader (M. Burger, etc.), gekwalificeerd als amputatie - zie hoofdstuk I. en II.

1326

M. Raynaud

10-50 (weergave, professioneel).

1327

Erytromelalgie

5–30 (display, andere).

1328

Veneuze obstructie met chronisch ledemaatoedeem

10–30 (display, andere).

1329

Hetzelfde geldt voor chronisch oedeem van beide benen, tropische aandoeningen, enz.

30-70 (uitzicht, deskundige).

spataderen

1330

Uitgesproken spataderen, niet boven de knie, op een of beide onderbenen

1–10

1331

Prominente spataderen, ook boven de knie, met of zonder zwelling van een of beide benen

10–30 (display, andere).

Spataderzweer op het been

1332

Chronische of terugkerende zweren op de benen, afhankelijk van de omvang van zweren, toppen, etc. op één been

5-40 (display, andere).

1333

Zelfde op beide benen

30-60 (uitzicht, professioneel).

HOOFDSTUK XIV. ADEMHALINGSWEGEN (EXCLUSIEF TB)

1. Bovenste luchtwegen

ZienHoofdstuk IX.

2. Membraan

1401

Traumatische verlamming van M. phrenicus, eenzijdig

5-15 (display, andere).

1402

Hernia diafragmatica - zie hoofdstuk XV

3. Luchtpijp en bronchiën

1403

Chronisch emfyseem, radiografisch gekenmerkt door overmatige vorming van bindweefsel en een hilus die groot is voor de leeftijd

5–20

1404

Chronische bronchitis met emfyseem en kortademigheid bij inspanning

25-50 (uitzicht, professioneel).

1405

Chronische bronchitis met longemfyseem en kortademigheid bij de minste inspanning

50-80 (weergave, professioneel).

1406

Chronische bronchitis met emfyseem en kortademigheid, zelfs in rust

100

1407

Bronchiale (allergische) astma, milde vorm met meerdere aanvallen

10–20 (weergave, professioneel).

1408

Bronchiale astma, met frequentere aanvallen, maar zonder significante invloed op de algehele prestaties

20-50 (uitzicht, deskundige).

1409

Bronchiale astma, ernstige vorm, frequente aanvallen, heeft een aanzienlijke invloed op het algehele werkvermogen

50-100 (weergave, expert).

1410

Slecht ruikende bronchitis heeft een grote invloed op de algemene toestand

50-100 (weergave, expert).

1411

Bronchiëctasie, afhankelijk van slijm en algemene toestand

10–100 (display, professioneel).

4. Borstvlies

1412

Chronische pleurodynie of pleurale verdikking met of zonder borstmisvorming of onbeweeglijkheid

5-40 (display, andere).

1413

Pleurale verdikking met aanhoudende fistel

40-50 (uitzicht, expert).

1414

Gevolgen van purulente pleuritis (empyeem), ribresectie (inclusief botverlies)

20-70 (uitzicht, deskundige).

5. Longen

1415

Corpus alienum in longen met pijn

5–10

1416

Vreemd lichaam bij langdurige bronchitis en zuigelingen

20-50 (uitzicht, deskundige).

1417

Gevolgen van longabces of lobaire cyste, algemene toestand bevredigend

10–30 (display, andere).

1418

Gevolgen van uitgebreidere purulente processen in de longen, afhankelijk van de algemene toestand

20–100 (display, expert).

1419

Lobectomie

20–30 (uitzicht, professioneel).

1420

Pneumonectomie

60

1421

Pneumoconiose - graad 1, met bronchitis, kortademigheid bij inspanning

20-40 (uitzicht, deskundige).

1422

Pneumoconiose - 2e stadium, vorming van bindweefsel en ernstige kortademigheid bij inspanning

40-70 (uitzicht, expert).

1423

Pneumoconiose - graad 3, moeite met ademhalen in rust, vorming van groot bindweefsel, hartafwijkingen

70–100 (weergave, professioneel).

1424

Actinomycose - moet worden beoordeeld als 1417 en 1418

HOOFDSTUK XV. SPIJSVERTERINGSSYSTEEM EN BUIKWANDEN

1. Tong, lippen, tanden - zie hoofdstuk III

2. Slokdarm

1501

Constipatie met lichte slikproblemen zonder zichtbaar effect op de algemene toestand

10–30 (display, andere).

1502

Stenose, die het gebruik van alleen vloeibare of halfvloeibare stoffen mogelijk maakt, vereist behandeling met instrumentele rekoefeningen

70–100 (weergave, professioneel).

3. Buikwand

1504

Een groot gesloten litteken met beperkte beweging van de romp

10–30 (display, andere).

1505

Cicatriciale hernia, hulp vasthouden

5–20

1506

Cicatriciale hernia, niet geholpen door de juiste houding

30-50 (uitzicht, deskundige).

1507

Hernia inguinalis of H. femoralis, verantwoordelijk en redelijk terughoudend met hulp

3–10

1508

Hetzelfde, dubbelzijdig

10–20 (weergave, professioneel).

1509

Grote H. inguinalis of H. femoralis, onjuist geïmmobiliseerd met hulpmiddelen of niet-reagerende H. scrotalis, unilateraal

20–30 (uitzicht, professioneel).

1510

Hetzelfde, dubbelzijdig

30-50 (uitzicht, deskundige).

1511

H. umbilicalis z H. epigastrica

5–30 (display, andere).

1512

H. middenrif

30-70 (uitzicht, deskundige).

4. Peritoneum

1513

Hechting, afhankelijk van pijn of sluitingssymptomen

10-50 (weergave, professioneel).

5. Maag en twaalfvingerige darm

1514

Chronische gastritis met chronische spijsvertering

5–30 (display, andere).

1515

Chronische objectieve maagzweerziekte met niet meer dan één of twee actieve zweren per jaar

10–30 (display, andere).

1516

Hetzelfde, met actievere aanvallen en nog steeds op een streng dieet

30-50 (uitzicht, deskundige).

1517

Net als 1516, met ernstige complicaties (weer bloederig braken, etc.)

50-80 (weergave, professioneel).

Postoperatieve complicaties na gastrectomie, d.w.z. gastro-enterostomie

1518

- een gunstig resultaat

10–20 (weergave, professioneel).

1519

– voor juridische fenomenen die een streng dieet vereisen

20-50 (uitzicht, deskundige).

1520

–, ongunstig resultaat, afhankelijk van de algemene toestand

50-100 (weergave, expert).

1521

Permanente gastrostomie

70–100 (weergave, professioneel).

6. Spijsverteringskanaal

1522

Resectie afhankelijk van symptomen van occlusie enz.

10-70 (weergave, professioneel).

1523

Fistel van de dunne darm, afhankelijk van de positie en grootte

30-80 (uitzicht, deskundige).

1524

Colonfistel, afhankelijk van locatie en grootte

30-50 (uitzicht, deskundige).

1525

Colostoma (extra natuurlijke anus)

70–100 (weergave, professioneel).

1526

Chronische enteritis of chronische colitis, afhankelijk van de frequentie van pijnaanvallen en de voedingstoestand

5–20

1527

Chronische colitis ulcerosa

30-70 (uitzicht, deskundige).

7. Rectum en anus

1528

Urine-incontinentie als gevolg van lokaal letsel van de anale sluitspier

10–30 (display, andere).

N.B. Urine-incontinentie als gevolg van organische parese of verlamming dient te worden beoordeeld in overeenstemming met hoofdstuk VI.

1529

Vernauwing van het rectum of de anus, afhankelijk van pijn en functionele beperkingen

30-60 (uitzicht, professioneel).

1530

Permanente rectale prolaps zonder urine-incontinentie

20-50 (uitzicht, deskundige).

1531

Aambeien, afhankelijk van positie, grootte, uiterlijk en trombose

5–30 (display, andere).

1532

Anale fistel met een intacte sluitspier

10–20 (weergave, professioneel).

1533

Anale fistel met constant verlies van ontlasting

20-40 (uitzicht, deskundige).

8. Speekselklieren

1534

Externe fistel

10–30 (display, andere).

9. Pologa

1535

Permanente uitwendige gal of etterende fistel

30-60 (uitzicht, professioneel).

1536

Levercirrose of chronische nefritis in de vroege stadia

20-40 (uitzicht, deskundige).

1537

Levercirrose met milde ascites of enige bloeding

40-70 (uitzicht, expert).

1538

Cirrose van de lever met significante ascites en een ernstige impact op de algemene toestand

100

1539

Chronische cholecystitis of af en toe koliek van galstenen

10–30 (display, andere).

1540

Ernstige chronische cholecystitis of frequente galsteenkoliek

30-60 (uitzicht, professioneel).

10. Milt - zie hoofdstuk XI.

HOOFDSTUK XVI DE URINEWEGEN

1. Nieren en urineleiders

1601

Nefrectomie, normale functie van de resterende nier

30

1602

Nefrectomie, nieroverleving verminderd met tweederde

60

1603

Nefrectomie, de functie van de overlevende nier wordt met de helft verminderd

70–100 (weergave, professioneel).

1604

Fractuur van het litteken na een nieroperatie

10–20 (weergave, professioneel).

1605

Eenzijdige nierptosis, afhankelijk van de frequentie van pijnaanvallen en de nierfunctie

5–20

1606

Eenzijdige hydronefrose of de gevolgen van nierbeschadiging, afhankelijk van de frequentie van pijnaanvallen en de nierfunctie

10–30 (display, andere).

1607

Chronische unilaterale pyelonefritis

20–30 (uitzicht, professioneel).

1608

Chronische, bilaterale pyelonefritis, afhankelijk van de algemene toestand

50-80 (weergave, professioneel).

1609

Milde chronische nefritis met weinig effect op de nierfunctie, af en toe albuminurie

10–30 (display, andere).

1610

Chronische nefritis, albuminurie, licht oedeem, lichte nierschade

30-60 (uitzicht, professioneel).

1611

Ernstige chronische nefritis (met aanhoudend verhoogde ureumspiegels, verhoogde bloeddruk, netvliesafwijkingen, enz.), afhankelijk van de nierfunctie

60-100 (weergave, expert).

2. Urineblaas

1612

Hypogastrische hernia met cystostomie

10–20 (weergave, professioneel).

1613

Blaasfistel cystostomii

70

1614

Gluteo-perineale, sacrale of andere urinaire fistels

70–100 (weergave, professioneel).

1615

Blaas-intestinaal en blaas-rectaal fistel

70–100 (weergave, professioneel).

1616

"Prikkelbare" blaas (polyakiurie)

5–20

1617

Chronische cystitis zonder pyelonefritis

10–30 (display, andere).

1618

Chronische cystitis, met pyelonefritis

50-80 (weergave, professioneel).

3. Mannelijke urethra

1619

Stevig, gemakkelijk te verwijden (2 tot 3 ontsluitingen per jaar, heldere urine, geen koortsaanvallen)

5–10

1620

Stenose met terugkerende symptomen (1 ontsluiting per maand, geen koortsaanvallen, heldere urine)

10–20 (weergave, professioneel).

1621

Stenose, moeilijk te verwijden (met koortsaanvallen, residu, moeilijk urineren, bloeden)

30-50 (uitzicht, deskundige).

1622

Stenose met urethrale fistel in de eikel

30

1623

Uitgebreide vernietiging van de urethra met perineale urethrale fistel, met behoud van sfincterbellen, al dan niet geïnfecteerd

40-70 (uitzicht, expert).

1624

Afwijkingen van de prostaat tot de waarde van cystitis

4. Penis en testis

1625

Volledig verlies van penis en testikels afhankelijk van leeftijd en endocriene stoornissen

80-100 (weergave, deskundige).5

1626

Volledig verlies van de penis, afhankelijk van de leeftijd

60-90 (weergave, professioneel).6

1627

Afwezigheid van eikel afhankelijk van de leeftijd

20-40 (uitzicht, deskundige).7

1628

Letsel aan het corpus cavernosum, dat een erectie verhindert, afhankelijk van de leeftijd

35-65 (uitzicht, professioneel).

1629

Atrofie of verlies van beide testikels afhankelijk van leeftijd en endocriene stoornissen

50-85 (uitzicht, professioneel).

1630

Testiculaire atrofie of verlies

10

5. Gynaecologie

1631

Urethrale strictuur zonder infectie

5–20

1632

Urethrovaginale fistel, sluitspier van de blaas intact

10–30 (display, andere).

1633

Vesikovaginale fistel

30-60 (uitzicht, professioneel).

1634

Recto-vaginale fistel

70–100 (weergave, professioneel).

1635

Chronische salpingitis en metritis

5-40 (display, andere).

1636

Totale of gedeeltelijke hysterectomie bij endocriene stoornissen, afhankelijk van leeftijd en uitkomst van de behandeling van endocriene stoornissen

10-85 (uitzicht, professioneel).

1637

Hysterectomie zonder endocriene stoornissen afhankelijk van de leeftijd

5-40 (display, andere).

1638

Extirpatie of vernietiging van beide eierstokken afhankelijk van leeftijd en endocriene stoornissen

10-85 (uitzicht, professioneel).

1639

Ovariectomie

10

1640

Baarmoederverzakking, met rectum en/of cystocele afhankelijk van moeilijk lopen en bewegen

20-50 (uitzicht, deskundige).

1641

Baarmoeder- of vaginale verzakking zonder rectocele of cystocele

1–15

6. Vrouwelijke borstklieren

1642

Verlies van beide borsten, afhankelijk van de leeftijd

30-60 (uitzicht, professioneel).

1643

Borstverlies met de leeftijd

10–30 (display, andere).

1644

Verlies van tepels, afhankelijk van de leeftijd

5–20

HOOFDSTUK XVII. TUBERCULOSE

1. Tuberculose van het ademhalingssysteem

A. Neustuberculose

1701

Tuberculeuze zweer van het neusgebied, als een aparte aandoening

10–30 (display, andere).

B. larynxtuberculose

1702

tuberculose van het strottenhoofd

70–100 (weergave, professioneel).

C. lange tuberkel

Inactieve longtuberculose

Longtuberculose wordt als inactief beschouwd als er geen verhoogde lichaamstemperatuur is zonder gewichtsverlies, verhoogde ESR, geen mycobacteriën bij herhaald onderzoek, tenzij röntgenfoto anders aantoont

1703

Geen of milde symptomen; geen uitgebreide radiologische afwijkingen; geen activiteit in de laatste 5 jaar of normale activiteit mogelijk tijdens deze periode

1-20

1704

heldere verschijnselen; uitgebreide radiologische afwijkingen; geen activiteit in de laatste 3 jaar of hervatting van normale activiteit om medische redenen tijdens deze periode

20-50 (uitzicht, deskundige).

Actieve longtuberculose

1705

Geïsoleerde open haard met lage activiteit, goede algemene staat, geen volledige rust vereist

60-100 (weergave, expert).

1706

Alle andere vormen van actieve longtuberculose

100

1707

Actieve longtuberculose met lokalisatie in andere orgaansystemen

100

Medicinale pneumothorax

1708

Unilaterale collapstherapie in de eerste 12 maanden (inclusief longafwijkingen)

100

in 1709

Therapie van unilaterale collaps, regelmatig voortgezet na 12 maanden, met de voorwaarde om terug te keren naar normale activiteiten

40-70 (uitzicht, expert).

1710

Behandeling van bilaterale collaps in de eerste twee jaar (inclusief longafwijkingen)

100

1711

Bilaterale instortingstherapie, regelmatig voortgezet na 2 jaar, met de voorwaarde om terug te keren naar normale activiteiten

60-80 (uitzicht, expert).

1712

Thoracoplastiek en ribresectie Tijdens actieve fasen, zie hierboven

1713

Na consolidatie van chirurgische en inwendige afwijkingen dienen de volgende punten in aanmerking te worden genomen bij de beoordeling van invaliditeit: - blijvende afwijkingen van de borstkas (zie nr. Dit verklaart waarom de score hoger kan zijn dan de overeenkomstige niet-tbc-aandoening. In het algemeen , dienen de overige afwijkingen boven de graad handicap te worden toegekend

5–20

Tuberculeuze Pleuritiden

1714

Gevolgen van exsudatieve pleuritis gekenmerkt door een lichte afname van de elasticiteit van de borst en lokale pijn

5–20

1715

Restsymptomen van exsudatieve pleuritis met duidelijke verslechtering van de longfunctie, afhankelijk van de algemene toestand en het vermogen om te oefenen

20-50 (uitzicht, deskundige).

1716

Tuberculeuze koude abcesfistel afhankelijk van de algemene toestand

40-70 (uitzicht, expert).

2. Tuberculose van het spijsverteringsstelsel

1717

Tuberculeuze enteritis

100

1718

Tuberculeuze colitis

70–100 (weergave, professioneel).

1719

Tuberculeuze peritonitis, afhankelijk van het activiteitsniveau en de algemene toestand

50-100 (weergave, expert).

Tuberculeuze anale fistel (vidi 1532)

1720

Koud abces in klein bekken met fistel

20-50 (uitzicht, deskundige).

3. Tuberculose van het zenuwstelsel

1721

De gevolgen van tuberculeuze meningitis moeten worden beoordeeld aan de hand van aanhoudende afwijkingen en vervolgens worden verhoogd met

20

4. Tuberculose van het uitscheidingssysteem

1722

Unilaterale tuberculose van de nieren, inclusief cystitis

50-100 (weergave, expert).

1723

Bilaterale niertuberculose, inclusief cystitis en andere complicaties

100

1724

Nierafwijkingen na tuberculose moeten worden beoordeeld als nefritis (1609, 1610, 1611) en vervolgens vermenigvuldigd met

10

1725

Nefrectomie voor niertuberculose, die wordt gewaardeerd als nefrectomie (1601-1603), daarna verhoogd met

10

1726

Idiopathische chronische tuberculeuze cystitis

30-70 (uitzicht, deskundige).

1727

Tuberculeuze epididymitis, eenzijdig, zonder fistel

10–20 (weergave, professioneel).

1728

Tuberculeuze epididymitis, eenzijdig, met fistels

20-40 (uitzicht, deskundige).

1729

Tuberculose epididymitis, bilateraal, met of zonder fistel

30-60 (uitzicht, professioneel).

5. Tuberculose

1730

Tuberculose van de huid met of zonder ulceratie, afhankelijk van het resultaat van de behandeling en de omvang

5-40 (display, andere).

1731

Lupus tuberculosa, afhankelijk van de extensie en misvorming

20–100 (display, expert).

1732

Paratuberculose (erythème induré, lupus erythematoides) afhankelijk van de omvang en impact op de algemene toestand

10–100 (display, professioneel).

6. Tuberculose van het lymfestelsel

in 1733

Resttoestand van tuberculose van de cervicale lymfeklieren, zonder fistel, afhankelijk van de staat van het litteken en de misvorming.

1–10

in 1734

Resttoestand van tuberculose van cervicale lymfeklieren met fistel afhankelijk van de algemene toestand en vervorming

10–30 (display, andere).

1735

Restconditie van andere plaatsen (oksel, liezen, cariës etc.) afhankelijk van de conditie van het litteken en de algemene conditie

1-20

7. Tuberculose van benen en gewrichten

1736

Beoordeel fistula-osteïtis op basis van functieverlies en verhoog vervolgens met

10

1737

Restosteïtis moet worden beoordeeld op basis van functieverlies en littekenstatus

1738

Ziekte van Pott, actief, met of zonder koud abces of fistelvorming

100

in 1739

Resterende ziekte van Potts, zonder abces of fistel, moet worden gescoord als ankylose of misvorming (zie hoofdstuk IV) en vervolgens vermenigvuldigd met

20

1740

Artrose van andere gewrichten in de actieve fase

100

1741

De gevolgen van artrose van andere gewrichten moeten worden beoordeeld op basis van functionele stoornissen en vervolgens worden vermenigvuldigd

10–20 (weergave, professioneel).

HOOFDSTUK XVIII. TROPISCHE EN PARASITISCHE ZIEKTEN

1801

Actieve malaria zonder viscerale afwijkingen

1–10

1802

Chronische malaria met viscerale aandoeningen

10-80 (weergave, professioneel).

1803

Malaria cachexie

100

1804

Trypanosomiasis zonder cerebrospinale vloeistofafwijkingen

10-50 (weergave, professioneel).

1805

Trypanosomiasis met hersenafwijkingen

50-100 (weergave, expert).

1806

Trypanosomiasis (restsymptomen -) afhankelijk van de impact op het psychologische of organisch-vegetatieve evenwicht

10-50 (weergave, professioneel).

1807

leishmaniasis (cutaan)

10

1808

Leishmaniasis (huidslijmvlies)

20-70 (uitzicht, deskundige).

in 1809

Leishmaniasis (visceraal)

30–100 (weergave, professioneel).

1810

Amoebiasis (met milde enteritis)

5–20

1811

Amoebiasis (met ernstige, herhaalde aanvallen van enteritis)

20-50 (uitzicht, deskundige).

1812

Amoebiasis (met lever- of andere complicaties)

50-100 (weergave, expert).

1813

Goeba

50-100 (weergave, expert).

1814

Distomatose afhankelijk van de locatie en de impact op de algemene toestand

5–100 (weergave, professioneel).

1815

biljart

10–100 (display, professioneel).

1816

Filariasis Sen

10–30 (display, andere).

1817

Filariasis van Bancroft

10–100 (display, professioneel).

TOELICHTING BIJ TABEL 0931

De Nederlandse afgevaardigde is van mening dat een volledig dove persoon wiens gehoor niet kan worden verbeterd met een gehoorapparaat meer gehandicapt is dan een volledig dove persoon die kan worden verbeterd, dus het verschil in handicapscore is tussen de twee gevallen. moet zijn.

Er kan dus alleen met tabel 0931 worden overeengekomen als het voorwoord wordt gebruikt overeenkomstig lid 5 of als de volgende opmerking aan de tabel wordt toegevoegd:

«Deze kaart mag alleen worden gebruikt in gevallen waarin verbetering niet kan worden bereikt met een hoortoestel. Als het gehoorapparaat is verbeterd en de persoon met een handicap het apparaat kan dragen, moeten de invaliditeitspercentages worden verminderd met een bedrag dat afhangt van de gewenste verbetering en andere factoren die samenhangen met het gebruik van het gehoorapparaat.

KOMENTARI NA NR. 0121-0124 en 0216

De Nederlandse gedelegeerde is het niet eens met de percentages die voor nr. 0121–0124 en 0216, niet om medische redenen, maar om juridische redenen, aangezien de Nederlandse wet bepaalt dat arbeidsongeschiktheidspercentages boven de 10% naar boven worden afgerond op veelvouden van 10, dus 11 of 12 procent zou resulteren in een pensioenpercentage van 20%. Daarom is hij van mening dat deze in de genoemde gevallen niet hoger mag zijn dan 10%.

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Terence Hammes MD

Last Updated: 03/30/2023

Views: 5415

Rating: 4.9 / 5 (69 voted)

Reviews: 92% of readers found this page helpful

Author information

Name: Terence Hammes MD

Birthday: 1992-04-11

Address: Suite 408 9446 Mercy Mews, West Roxie, CT 04904

Phone: +50312511349175

Job: Product Consulting Liaison

Hobby: Jogging, Motor sports, Nordic skating, Jigsaw puzzles, Bird watching, Nordic skating, Sculpting

Introduction: My name is Terence Hammes MD, I am a inexpensive, energetic, jolly, faithful, cheerful, proud, rich person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.